Voorbij de dogmatiek

Publiek-private samenwerking in de veiligheidszorg (2003). A.B. Hoogenboom en E.R. Muller (COT, Den Haag). Politiewetenschap 7

Samenvatting

Het betreft een beschouwing over de theorie en praktijk van Publiek-Private Samenwerking in de veiligheidszorg, waartussen volgens de auteurs een diepe kloof waarneembaar is.

De discussie over PPS, zo stellen zij, kenmerkt zich door vastgeroeste denkbeelden (dogma's). In het rapport wordt een twintigtal dogma's benoemd en ter discussie gesteld, mede met als doel een 'doorstart' van PPS te stimuleren. de auteurs achten een doorstart gewenst omdat betere PPS belangrijk bij kan dragen aan een effectievere opsporing. PPS is nodig omdat de politie het niet alleen aan kan en private instanties soms over meer gericthe expertise beschikken of beter in staat zijn flexibel in te spelen op specifieke wensen van klanten. Daar staat tegenover dat voor effectieve PPS een betere balans vereist is tussen privaat en publieke belang. Als alleen commerciële belangen in het geding zijn, dient te worden afgezien van PPS.
Eén van de dogma's die worden beschreven is het 'krampachtig' blijven vasthouden aan het onderscheid tussen het publieke en private domein. In de praktijk is dit onderscheid al lang niet meer te maken. Private bewakers vervullen een nuttige functie in politie en justitiegebouwen, verzorgen de arrestantenbewaking, rijden 's nachts door het publieke domein, waken in grootschalige privédomeinen waar grote groepen mensen een bezoek brengen (winkel-, recreatie- en wooncomplexen) en doen veel fraude-onderzoeken (recherchebureaus en forensische accountancy).

Dat alles neemt niet weg, aldus de auteurs, dat sprake is van fundamentele belangentegenstellingen tussen de publieke en de private sector. Strafrechtelijke belangen kunnen botsen met commerciële belangen; er is sprake van een dalende aangiftebereidheid waardoor geen totaal zicht meer bestaat op criminaliteit in onze samenleving en de private opsporing maakt soms gebruik van illegale opsproingstechnieken. daarnaast wijzen zij op het gevaar van vergaande publiek-private samenwerking, wat kan leiden tot oneigenlijke beïnvloeding en zelfs corruptie.
De auteurs doen een aantal suggesties in de vorm van 'spelregels' om in de toekomst effectieve(re) PPS mogelijk te maken en introduceren in dat verband twee modellen van enerzijds het publieke belang en anderzijds rechten van individuen die onderwerp zijn van privaat opsporingsonderzoek. In dat kader wordt dan ook gepleit voor nadere regulering, met inbegrip van wettelijke normering van private opsporingsmethoden. In deze zin sluit het goed aan bij het onlangs gepubliceerde rapport van Politie en Wetenschap 'Op deugdelijke grondslag' over werkwijzen van forensische accounts.
Een onderscheid wordt gemaakt tussen een 'ruim' en een 'ingetogen' model. Het eerste model voorziet in een sterke verruiming van de mogelijkheden voor informatieverstrekking. In het 'ingetogen' model is geen ruimte voor vergaande informatieverstrekking, maar eerder behoefte aan normering van de samenwerking en ook een betere borging van de democratische controle daarop. De auteurs bepleiten daartoe het uit handen nemen van de controle op de veiligheidsindustrie door politie en justitie (die in de praktijk toch niets voorstelt) en daarvoor in de plaats de oprichting van een onafhankelijke toezichthouder: de Particuliere Veiligheidsautoriteit. Verder zou de Wet politieregisters en de Wet justitiële documentatie dienen te worden gewijzigd om een verruiming van informatieve verstrekking aan het bedrijfsleven mogelijk te maken. Vrijere informatieverstrekking zal de publiek-private samenwerking (PPS) in de veiligheidszorg een grote impouls geven. De controle op de particuliere veiligheidsindustrie zou moeten worden opgedragen aan een onafhankelijk instituut: de Particuliere Veiligheidsautoriteit.

Bestanden downloaden

PW7.Kerngegevens.pdf
Terug