Integriteit van de politie

State of the art van kennis en inzichten. Wat we weten op basis van Nederlands onderzoek (2005). L.W.J.C. Huberts en J. Naeyé (Vrije Universiteit, Amsterdam). Politiewetenschap 22

Samenvatting

Wat weten we op basis van Nederlands onderzoek van integriteit, integriteitsopvattingen en integriteitsdilemma's bij de politie? Wat is het belang van goed integriteitsbeleid en hoe heeft zich dat ontwikkeld sinds de jaren negentig? De antwoorden worden gegeven in deze overzichtstudie: de bestaande kennis is op een rij gezet, journalisten hielden diepte-interviews en databestanden werden (opnieuw) geanalyseerd. Enkele van de belangrijkste inzichten en conclusies van deze overzichtstudie zijn:

  • In het algemeen gesproken is onder politiemensen sprake van een gedeelde 'politiemoraal' met betrekking tot wat wel en niet deugt in het politiewerk. Het normen- en waardenpatroon lijken in de eerste jaren bij de politie, de periode van het straatwerk, te worden gevormd, de taal van de politiemoraal komt in die jaren tot stand. Dat biedt perspectieven en aanknopingspunten voor effectief integriteitsbeleid. 
  • Sinds het begin van de jaren negentig heeft de verhoogde aandacht voor integriteit vruchten afgeworpen. Vooral op de volgende drie punten is een sprong voorwaarts gemaakt: het bedingen van kortingen voor eten en drinken behoort tot het verleden, de invloed van de machocultuur is tanende en de politiechefs geven het goede voorbeeld. Deze dynamiek stemt optimistisch over de veranderbaarheid van opvattingen en gedrag. Maar aandacht voor het effectiever maken van het integriteitsbeleid blijft noodzakelijk. 
  • Hoewel de laatste jaren het nodige verbeterd is, doen zich nog steeds diverse vormen van niet-integer gedrag voor. Ook zijn de normen niet altijd duidelijk. De meeste interne onderzoeken vinden plaats naar wangedrag in de vrije tijd (22 %), de minste naar corruptie (1.5 %) en het aannemen van giften en kortingen (0,2 %). 
  • Ook blijkt - mede uit de interviews - dat, ondanks het bestaan van een gedeelde politiemoraal, er toch verschillende normen en waarden zijn die voor politiemedewerkers onvoldoende duidelijk zijn. Zeker geldt dat voor (wan)gedrag in privé-tijd (zoals drugs- en alcoholgebruik, huiselijk geweld en contacten met criminelen). Politiemedewerkers beseffen dat zij in een glazen huis wonen. Maar het punt waarop hun voorbeeldfunctie ophoudt en de bescherming van hun privésfeer begint, is vaak onduidelijk. 
  • Een kritische analyse van de omvang en aanvaardbaarheid van de diverse integriteitschendingen in de ogen van politiemedewerkers kan helpen om verschillende typen integriteitsproblemen te onderscheiden en de urgentie van de aanpak ervan te bepalen. Een dergelijk analyse zou een vast onderdeel van het integriteitsmanagement van de korpsen moeten zijn. 
  • Enquêteonderzoek laat zien dat er een duidelijke relatie bestaat tussen leiderschap, groepscultuur en werksfeer enerzijds en de omvang van niet-integer gedrag (gepercipieerd door politiemedewerkers) anderzijds. Succesvol integriteitsbeleid is erbij gebaat dat politiechefs leiding geven met de juiste mix van strikt, toegankelijk en vertrouwenwekkend optreden.


Deze overzichtstudie is mede gebaseerd op de uitkomsten van een survey onder politiemensen. Het verslag daarvan is op de site integraal beschikbaar als PDF-file en kan in zijn geheel worden gedownload: 
'Integriteitsopvattingen bij de politie. Beschrijving en verklaring van de omvang en aanvaardbaarheid van integriteitsschendingen op basis van surveyonderzoek onder politiemedewerkers'. K. Lasthuizen, L.W.J.C. Huberts & M. Kaptein, P&W-Verkenningen, 2005.

Bestanden downloaden

PW22.Kerngegevens.pdf
Terug