Verbetering van de opsporing vraagt ook om systeemaanpassingen

‘Kijk naar het systeem. Begrijpen en beïnvloeden van opsporingspraktijken’

Nieuwe publicatie in de reeks Politiewetenschap van het Programma Politie en Wetenschap.

Verbeteringen in de kwaliteit en effectiviteit van de opsporing vragen ook om veranderingen op systeemniveau. Bij het systeem gaat het onder andere om de wijze waarop de opsporing wordt gestuurd, is ingericht en van personeel wordt voorzien. Dit vermoeden onderzoekers van Twynstra Gudde na een uitgebreid (actie)onderzoek in opdracht van het Onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap. De onderzoekers hebben op basis van hun analyse van de opsporingspraktijk onderbouwde hypothesen opgesteld die in vervolgonderzoek kunnen worden getoetst. Op basis van de analyse adviseren de onderzoekers de politie en andere betrokkenen (waaronder het Openbaar Ministerie) om een veranderstrategie met twee sporen te volgen: naast het huidige spoor van lokale leeromgevingen (proeftuinen, experimenten, et cetera) ook een spoor met systeemwijzigingen die kunnen bijdragen aan duurzame veranderingen in de opsporing.  

De opsporing is in Nederland geen rustig bezit. Integendeel. In de afgelopen decennia lijkt er sprake van een vrijwel voortdurende behoefte aan verandering in de opsporing: het moet altijd beter. Ondanks de vele verbeterambities en -inspanningen, blijven er echter aanhoudende zorgen over de kwaliteit en effectiviteit van de opsporing in Nederland. De opsporingspraktijk verandert blijkbaar minder snel dan de meeslepende verandertaal doet vermoeden. Twynstra Gudde is op zoek gegaan naar antwoorden op de vraag waardoor dit komt. Er heeft in drie rechercheteams uitgebreid actieonderzoek plaatsgevonden. Daarnaast zijn diverse aanvullende casestudies verricht en is een uitgebreide literatuurstudie naar de opsporing uitgevoerd. 

Deze onderzoeksinspanningen hebben geleid tot zes ‘concepten’ die helpen bij het begrijpen van (verandering in) opsporingspraktijken. Het eerste concept is de blauwe identiteit: de kwaliteit van het werk wordt beïnvloed door de ‘blauwe’ manier waarop naar het recherchewerk wordt gekeken. Het tweede concept is de strafrechtelijke habitus: rechercheurs zijn georiënteerd op het gebruik van het strafrecht en bepaalde manieren van opsporen, omdat de manier van (be)sturen hen daartoe uitnodigt. Het derde concept is de overlappende gelaagdheid: rechercheurs nemen soms weinig eigenaarschap, omdat velen zich bemoeien met de inhoud van opsporingsonderzoeken en er op deze wijze weinig ruimte voor hen overblijft. Het vierde concept is de functionele ordening: de interne samenwerking wordt bemoeilijkt door de manier waarop de organisatiestructuur is ingericht. Het vijfde concept is de wankele balans: een deel van de rechercheurs is ontevreden en trekt zich enigszins terug, omdat zij zich onrechtvaardigheid behandeld voelen door de organisatie. Het zesde concept wordt gevormd door de positionele betrekkingen: het machtsspel binnen de politie kan ontaarden in een machtsstrijd met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van de opsporing.

De rode draad in de concepten is dat de ervaren problemen in opsporingspraktijken – rondom onder andere de kwaliteit van het werk, de strafrechtelijke oriëntatie in de aanpak, de interne samenwerking of het eigenaarschap van rechercheurs – meer te maken hebben met de eigenschappen van het systeem waarbinnen politiemensen werken, dan met de eigenschappen van de politiemensen zelf. De centrale boodschap van het vandaag gepubliceerde boek is daarom ‘kijk naar het systeem’. 

Aan ieder van de zes concepten is handelingsperspectief voor verandering gekoppeld. Dit handelingsperspectief bestaat een combinatie van acties die in de lokale teams kunnen worden opgepakt en acties die op het niveau van het opsporingssysteem betrekking hebben. Deze acties of interventies kunnen worden gebruikt voor een (actualisering van de) veranderstrategie. 

Samen met de politie wordt bekeken hoe een vervolg wordt gegeven aan dit onderzoek. 

 

Terug