Woninginbrekers en zware jongens

Daders uit voormalig Joegoslavië in beeld (2002). M. van san, E. Snel en R. Boers (Risbo, Rotterdam). Politiewetenschap 4

Samenvatting

Het betreft een onderzoek waarmee min of meer wordt voortgebouwd op een eerder, kwantitatief onderzoek van het Risbo in opdracht van het ministerie van BZK, waaruit een buitenproportionele betrokkenheid bleek van jongeren uit het voormalig Joegoslavië bij criminaliteit. In een analyse van recente HKS-gegevens over 1999 wordt dat beeld bevestigd, wat de onderzoekers tot de conclusie brengt dat inderdaad gesproken mag worden van een criminaliteitsprobleem onder Joegoslavische jongeren en jong-volwassenen. Daarbij dient de kanttekening te worden gemaakt dat het niet zozeer gaat om jongeren in de leeftijdscategorie van 12-17 jaar, maar om jong-volwassenen van 18-30 jaar. Anders dan bij andere etnische groepen het geval is, is hierbij dus geen sprake van een tweede generatie probleem.

De vraag die in dit onderzoek centraal staat is hoe die grote betrokkenheid bij criminaliteit te verklaren valt. Daartoe zijn vraaggesprekken gevoerd met een 40-tal gedetineerde Joegoslavische 'jongeren' in de leeftijd van 18-30 jr. Het betreft dus een selecte groep die verdacht wordt van soms ernstige feiten. Zij zijn diepgaand geïnterviewd over onder meer hun sociale en etnische achtergronden en omstandigheden, komst en verblijf naar Nederland en betrokkenheid bij criminaliteit. Daaruit is gebleken dat een groot aantal van hen een achtergrond heeft (gehad) van asielzoeker. Hoewel hun verblijfstatus en migratiegeschiedenis nogal verschillen, zijn ze in overgrote meerderheid (bijna 90%) als migrant hier naar toe gekomen. Een ruime meerderheid (twee-derde) is als asielzoeker het land binnen gekomen, een minderheid (een-vijfde) illegaal. Wat hun huidige verblijfstatus betreft, heeft ongeveer een-derde de Nederlandse nationaliteit of een permanente verblijfsvergunning en een even grote groep geen geldige verblijfstitel; in de laatste categorie gaat het ook om uitgeprocedeerde asielzoekers. De rest is hier geboren of was tijdelijk in het land. Slechts een op de drie ondervraagden had op het moment van het interview betaald werk of volgde een opleiding.

De verhalen van hen die als asielzoeker naar ons land zijn gekomen, vertonen grote overeenkomsten. Voor de meeste geldt dat ze tijdens of kort na de oorlog naar Nederland zijn gevlucht, vaak bij toeval, en hier terecht gekomen in wat zij ervaren (hebben) als een langdurige en soms uitzichtloze asielprocedure, waarin weinig kansen worden geboden op een volwaardig(e) baan en inkomen. Velen geven dat ook aan als belangrijkste verklaring voor het feit dat ze in de criminaliteit verzeild zijn geraakt. Van een klein aantal kon evenwel worden vastgesteld dat ze zich ook in het land van herkomst al bezig hielden met (zware) criminaliteit.

Voor wat betreft de aard en ernst van de criminaliteit blijkt dat de meeste ondervraagde gedetineerden zich vooral inlaten met vormen van vermogenscriminaliteit, met name (woning-) inbraken. Dat neemt niet weg dat op basis van een indeling van de onderzoekers, een meerderheid van ongeveer 60% gerekend kan worden tot de 'zware jongens' die zich met ernstige feiten in hebben gelaten.
De onderzoekers hebben overigens geen aanwijzingen gevonden voor het bestaan van een Joegoslavisch woninginbraken circuit of netwerk. Ook worden kanttekeningen geplaatst bij de reputatie van extreme gewelddadigheid van Joegoslavische criminelen. De indruk bestaat dat deze reputatie instrumenteel wordt gebruikt om ontzag en status af te dwingen en zich een plaats te verwerven in criminele circuits. Daar staat tegenover dat de ondervraagden zichzelf en Joegoslaven in het algemeen wel degelijk als inherent gewelddadig typeren. 

Bestanden downloaden

PW4.Kerngegevens.pdf
Terug