Het districtelijke opsporingsproces

De Black Box geopend (2010). R.M. Kouwenhoven, R.J. Morée en P. van Beers (Twynstra Gudde, Amersfoort). Politiekunde 35

Samenvatting

Het betreft een studie naar de inrichting en opbrengsten van de districtelijke opsporing in de regiokorpsen Kennemerland (Haarlem), Midden en West-Brabant (Tilburg) en Flevoland (Flevoland Noord). Het onderzoek richt zich voornamelijk op de (afhandeling van de) aangiftecriminaliteit. Dat wordt gedetailleerd in kaart gebracht aan de hand van de verschillende fasen in het proces, te beginnen bij de aangifte-afhandeling en eindigend bij het doorleiden van (opgeloste) zaken naar het Openbaar Ministerie. vervolgstappen 
Vragen die centraal staan betreffen de beschikbare opsporingscapaciteit, de wijze waarop deze wordt ingezet en met welk resultaat: hoeveel aangiftes belanden op de ‘plank’ en hoeveel zaken worden opgelost. Voorts wordt nagegaan of en hoe de kwaliteit, efficiëntie en opbrengsten van het opsporingsproces kunnen worden verbeterd. 
Het onderzoek laat behoorlijke verschillen tussen districten zien. De beschikbare opsporingscapaciteit verschilt en fluctueert bovendien: districtelijke rechercheurs vloeien (periodiek) af naar grootschalige onderzoeksteams (TGO’s), maar extra-menskracht wordt geleverd vanuit de wijkteams. Dat alles bemoeilijkt de sturing van het proces. In alle onderzochte districten worden kansloze of kansarme zaken direct of later ‘uitgescreend’, d.w.z. niet (verder) in behandeling genomen. Uiteindelijk gaat het om ruim 80% van alle aangiften. Mede hierdoor wordt de bruto-werklast (‘totale case-load’) voor het opsporingsapparaat sterk gereduceerd en wordt, in beginsel, meer ruimte gecreëerd voor delicten waaraan bestuur en OM prioriteit geven. Tegelijk betekent dit ook dat het opsporingspercentage nooit hoger kan liggen dan 20%. 
Het onderzoek richt zich ook op mogelijke verbeterfactoren voor de kwaliteit en opbrengst van de districtelijke opsporing. In dat verband worden factoren genoemd als de beschikbare opsporingscapaciteit, deskundigheid van medewerkers, kwaliteit van de ondersteuning (bijvoorbeeld door goede ICT), betere, kritische screening bij de aangifte opname (wat meer opsporingsindicaties oplevert) en de algehele sturing op het opsporingsproces. Daarbij komt ook de vraag aan de orde in hoeverre verhoging van de kwaliteit en opbrengst van de districtelijke opsporing vooral gezocht moet worden in meer capaciteit of kwaliteit, van medewerkers en/of processen. Een vraag evenwel die zich niet gemakkelijk, eenduidig, laat beantwoorden

Bestanden downloaden

PK35.pdf
PK35.Kerngegevens.pdf
Terug