Seriebrandstichters
Een verkennend onderzoek naar daderkenmerken en delictpatronen (2012). Y. Schoenmakers, A. van Wijk en T. van Ham (Bureau Beke, Arnhem). Politiekunde 48
Samenvatting
Het onderzoek heeft tot doel om meer inzicht te verkrijgen in de kenmerken en delictpatronen van seriebrandstichters in Nederland en in de implicaties voor de opsporing.
Seriebrandstichting is gedefinieerd als het stichten van twee of meer branden, zonder dat tussen deze brandstichtingen een veroordeling volgt. Naast een literatuuronderzoek over seriebrandstichters zijn zeventien afgesloten en opgeloste recherchezaken van seriebrandstichtingen bestudeerd, met in totaal 311 brandstichtingen gepleegd door 21 daders. Daarnaast hebben zijn interviews gehouden met rechercheurs en enkele seriebrandstichters.
Uit het onderzoek blijkt dat er vaak sprake is van problemen met middelengebruik of financiële problematiek. Seriebrandstichters kenmerken zich verder door een onvermogen om op latere leeftijd betekenisvolle relaties aan te gaan en zij hebben een slechte band met ouders en/of andere gezinsleden. Een deel van de bestudeerde seriebrandstichters is first offender: Zij zijn niet eerder in aanraking geweest met de politie. Achteraf zien zij de ernst van de door hen gepleegde delicten in, tonen zij berouw en geven zij aan blij te zijn met hun aanhouding, zodat gewerkt kan worden aan de problemen waarmee zij kampen.
Seriebrandstichters komen in de helft van de bestudeerde brandstichtingen te voet naar de plaats delict. Deze brandstichtingen vinden plaats in een afgegrensd gebied met een straal van enkele kilometers. Vaak ligt het woonadres binnen dit gebied.
De onderzochte branden worden met name ’s nachts en in het weekend gesticht, waarbij de dader vaak onder invloed is van alcohol. Soms is er een gevaar voor mensen en/of dieren. De objectkeuze van seriebrandstichters lijkt willekeurig: binnen een serie zijn meestal verschillende objecten het doelwit. Objecten die in brand worden gestoken zijn doorgaans vrij toegankelijk; bij een klein deel van de bestudeerde brandstichtingen forceert de dader de toegang tot het object dat hij in brand steekt. Planning is bij de meeste brandstichtingen niet te ontdekken. Seriebrandstichters maken overwegend gebruik van materiaal op de plaats delict zelf, zoals bijvoorbeeld kranten (brandgeleider) of benzine (brandversneller). Sommige daders nemen zelf materiaal mee om een brandstichting te faciliteren. Soms blijven de seriebrandstichters bij één van de gestichte branden kijken of keren op een later moment terug naar de plaats delict.
Het onderzoek biedt een aantal relevante aanknopingspunten voor de opsporing, bijvoorbeeld voor de inzet van geografische daderprofilering.