Die pakken we toch niet op?

Afstemming tussen politie en Openbaar Ministerie in zaken van veelvoorkomende aangiftecriminaliteit (2016). R.M. Kouwenhoven en L. Kleijer- Kool (Twynstra Gudde, Amersfoort). Politiekunde 76

Abstract

Vroegtijdige afstemming tussen politie en OM vindt vooral plaats bij zaken die ‘lastig’ zijn. Het nut van deze vroegtijdige afstemming ligt niet zozeer in het eerder uitscreenen van kansloze zaken. Vroegtijdige afstemming blijkt vooral van waarde om de werelden van politie en OM dichter bij elkaar brengen, zodat men elkaars afwegingen leert kennen en er meer begrip ontstaat voor elkaars werkwereld. Ook kan het leiden tot niet-strafrechtelijke, maar andere vormen van betekenisvolle afdoening van deze zaken. Dat concludeert Twynstra Gudde in een onderzoek naar de meerwaarde van vroegtijdige afstemming inzake veelvoorkomende criminaliteit tussen politie en OM voor de effectiviteit en de kwaliteit van de opsporing.
Het blijkt dat de politie slechts een klein deel van alle veelvoorkomende aangiftecriminaliteit vroegtijdig in afstemming brengt bij het OM. Als de politie dat doet is de vraag aan het OM vaak of ze in een bepaalde zaak moet gaan opsporen of niet, waarbij het OM in ruim 60% van de gevallen besluit om een zaak niet (verder) op te pakken. Dit ligt in de meeste gevallen in lijn met de behoefte van de politie om een zaak niet (verder) op te pakken. Ook vraagt de politie regelmatig welke opsporingshandelingen zij in een specifieke zaak moet verrichten.

In dit onderzoek is gekeken over welke typen vragen de politie vroegtijdig wil afstemmen met het OM en welke uitkomsten hiermee worden beoogd. Hiervoor zijn vijf teams bevraagd. Vervolgens is onderzocht welke typen vragen ook daadwerkelijk in vroegtijdige afstemming tussen politie en OM worden gebracht en met welk resultaat. Dit is onder andere gebeurd met observaties en interviews.

Slechts een klein deel van alle aangiften wordt daadwerkelijk vroegtijdig in afstemming gebracht met het OM. 95% of meer van de zaken beoordeelt de politie zelf, zonder daar het OM over te raadplegen. Deze gang van zaken is in lijn met de bedoeling van de Aanwijzing voor de opsporing, waarin de politie een grote mate van vrijheid heeft om op basis van de eigen professionaliteit in te schatten of ze een zaak strafrechtelijk oppakt of niet.
De kansrijke zaken houdt de politie over het algemeen zelf in het opsporingsproces en legt zij niet voor aan het OM. Daarmee zijn de zaken die in afstemming worden gebracht, per definitie zaken waar de kans op een ronde zaak niet heel groot is (geen eenvoudige zaken).

De politie beoogt met de inbreng van de zaken die zij wel inbrengt veelal dat het OM een deel daarvan uit het opsporingsproces haalt. Bij andere zaken beoogt de politie met de inbreng vooral dat zij van het OM richting krijgt in de opsporingshandelingen die zij moet uitvoeren.
Het is opmerkelijk dat van de zaken die door het OM na afstemming in het opsporingsproces worden gehouden, slechts een klein deel leidt tot een strafrechtelijk vervolg. In een aantal gevallen geeft het OM in de argumentatie om een zaak verder op te pakken ook aan dat het nooit zal leiden tot een strafrechtelijke reactie, maar dat ondanks dat nog wel opsporingsinspanningen moeten worden geleverd. Dit kan bijvoorbeeld zijn om een signaal af te geven richting de verdachte dat de politie hem/haar in de gaten houdt of omdat er beloften zijn gedaan richting aangever.

In het kader van een betekenisvolle afdoening kan dit signaal effectief zijn. Daarmee is het begrip effectiviteit breder dan alleen in strafrechtelijke zin (waarin zaken alleen maar effectief worden afgerond als ze leiden tot strafrechtelijk vervolg).

 

Bestanden downloaden

PK76.pdf
PK76.epub
PK76.Kerngegevens.pdf
Terug