Onbenutte kansen
Een onderzoek naar het gebruik van restinformatie in de opsporing (2016). A. van Wijk en L. Scholten (Bureau Beke, Arnhem). Politiekunde 79
Abstract
De politie registreert en maakt te weinig gebruik van restinformatie (bijvangst uit opsporingsonderzoeken), die bruikbaar is voor andere opsporingsonderzoeken of externe partners. Hoewel de politie restinformatie belangrijk vindt om de kwaliteit van de opsporing te verhogen, is dit aspect van de informatie- en opsporingspraktijk nu nog onvoldoende geborgd. Dit blijkt uit onderzoek van Bureau Beke in opdracht van het Onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap.
De politie verzamelt in rechercheonderzoeken veel informatie. Een deel van die informatie komt terecht in het procesdossier. De informatie die niet in het procesdossier terechtkomt wordt restinformatie genoemd. Zo kan bijvoorbeeld bij een moordonderzoek ook een drugsnetwerk in beeld komen. Dergelijke informatie kan voor andere opsporingsonderzoeken en andere partijen, zoals de Belastingdienst en gemeenten, van groot belang zijn.
In het onderzoek van Bureau Beke is nagegaan hoe de politiepraktijk – met name de generieke opsporing – omgaat met restinformatie en wat de eventuele meerwaarde van restinformatie kan zijn voor de opsporing van strafbare feiten en de samenwerking met andere instanties. Rechercheteamleiders hebben daarvoor een vragenlijst ingevuld, er zijn interviews met teamleiders en andere praktijkdeskundigen gehouden en er zijn 100 restprocessen-verbaal bestudeerd. Dit zijn processen-verbaal met restinformatie uit een opsporingsonderzoek.
Het gebrek aan aandacht voor het registreren van restinformatie wordt vooral veroorzaakt door het feit dat de opsporingsonderzoeken strikt zijn afgebakend en sterk tijdgebonden zijn; het behalen van de eigen doelstelling staat voorop (bijvoorbeeld de oplossing van een moordzaak). Na afloop van het opsporingsonderzoek wordt het team snel ontbonden, het vastleggen van restinformatie schiet er dan te vaak bij in.
Het onderzoek eindigt met een aantal aanbevelingen om het gebruik van restinformatie te stimuleren. Informatieafdelingen zouden kunnen bijdragen aan een groter bewustzijn bij rechercheleiders om aandacht voor het registreren van restinformatie integraal onderdeel te laten uitmaken van het opsporingsonderzoeken. Een aanbeveling daartoe is om landelijk beleid en uniforme richtlijnen te ontwikkelen voor het labellen van restinformatie.