De onvindbaren
Op zoek naar voortvluchtige veroordeelden in Nederland (2017). Y. Schoenmakers, I. de Groot, J. van Zanten, A. van Rooyen en J. Baars. (Yvette Schoenmakers Onderzoek & Advies) Politiekunde 82
Samenvatting
Er staan ongeveer 11.000 tot een gevangenisstraf veroordeelde voortvluchtigen op de nationale opsporingslijst en deze worden niet altijd actief opgespoord. Dit blijkt uit onderzoek van Yvette Schoenmakers en anderen. Sommige voortvluchtigen staan al lang gesignaleerd; bijna de helft al langer dan vijf jaar. Ruim driekwart van de voortvluchtigen heeft een openstaande strafduur van hooguit twee maanden voor bijvoorbeeld vermogenscriminaliteit. De opsporing van deze mensen heeft geen hoge prioriteit bij de politie. Sommige voortvluchtigen zijn zwaardere criminelen met hogere openstaande straffen. Opsporing van deze zwaardere criminelen valt onder het landelijk politieteam FASTNL, dat deze voortvluchtigen actief en specialistisch opspoort. De groep voortvluchtigen die niet in aanmerking komt voor gerichte opsporing, de ‘middenmoot’ met kortere openstaande gevangenisstraf, loopt echter kans om aan de aandacht van de politie te ontsnappen. Beperkte gegevensuitwisseling door en met andere instanties is daar mede debet aan. Een deel van de grote groep voortvluchtigen zou ‘vindbaar’ zijn als er gericht gezocht zou worden. Er zijn volgens de onderzoekers mogelijkheden om tot een meer geloofwaardige strafexecutie te komen.
Het onderzoek
In het onderzoek zijn kenmerken in beeld gebracht van voortvluchtigen die zich onttrekken aan een onherroepelijk door de rechter opgelegde gevangenisstraf. Onderzoeksvragen waren: wat zijn de achtergrondkenmerken van gesignaleerde voortvluchtigen in Nederland, hoe ontvluchten zijn hun straf en hoe kan de politie het traceren van deze personen optimaliseren? Voor het onderzoek zijn van 11.167 voortvluchtigen in het landelijk opsporingssysteem gegevens bestudeerd afkomstig van CJIB, politie en justitie. Daarnaast zijn interviews en een expertmeeting gehouden met professionals en heeft dossieronderzoek plaatsgevonden van 29 aangehouden voortvluchtigen in twee politie-eenheden.
De voortvluchtigen
De overgrote meerderheid (87%) van de voortvluchtigen is man. Een klein deel (8%) is geboren in Nederland, 37% in een niet-westers land, 27% in een Midden- of Oost-Europees land. De delicten waarvoor men is veroordeeld toen men voortvluchtig werd (indexdelicten), zijn vooral vermogensdelicten zonder geweld (58%), gevolgd door drugsdelicten (13%). De helft heeft een openstaande strafduur van hooguit een maand, ruim een kwart (27%) 1 tot 2 maanden. Bijna een tiende (9,2%) heeft een openstaande detentie van 120 dagen of meer. De helft van de voortvluchtigen heeft meerdere eerdere veroordelingen op zijn of haar naam staan, vooral voor vermogensdelicten zonder geweld.
De groep voortvluchtigen is gevarieerd van aard en bestaat onder andere uit veelplegers, ‘beroepscriminelen’ met een zwaarder strafblad (vooral drugs- en geweldmisdrijven), ‘first offenders’ zonder eerdere veroordelingen en enkele jeugdige voortvluchtigen. Niet alle voortvluchtigen lijken zich ervan bewust dat ze gezocht worden voor een openstaande gevangenisstraf. Bijvoorbeeld veroordeelden die in aanmerking komen voor vervangende hechtenis door het schenden van door de rechter opgelegde voorwaarden. Anderen weten het wel, maar houden zich op de vlakte. Een deel van de – met name zwaardere criminelen – lijkt in het buitenland te verblijven.
De opsporing
De eerste 90 dagen is het opsporen van voortvluchtigen een taak van de politiebasisteams. Deze basisteams gaan in de praktijk meestal drie keer langs bij de voortvluchtige, als het adres bekend is, om te kijken of de voortvluchtige alsnog aangehouden kan worden. Sommige basisteams verrichten nog extra opsporingshandelingen. Daarna is het afhankelijk van de hoogte van de straf of er actief opgespoord wordt; onder de 120 dagen openstaande straf is dit niet het geval. De voortvluchtige blijft dan wel gesignaleerd staan en wordt aangehouden als deze zelf ergens tegen de lamp loopt. In een aantal politie-eenheden wordt meer tijd geïnvesteerd in de opsporing van voortvluchtigen, bijvoorbeeld met gerichte landelijke executie-acties, die succes opleveren.
Informatie over voortvluchtigen wordt niet altijd goed geregistreerd en/of gedeeld bij verschillende overheidsdiensten. Dit kan tot gevolg hebben dat een verkeerd adres in het opsporingsregister staat, maar soms ook dat voortvluchtigen een uitkering ontvangen of een nieuw paspoort kunnen aanvragen.
Een deel van de geconstateerde knelpunten wordt momenteel geadresseerd binnen de Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB) en verder wettelijk ingekaderd in het herziene Wetboek van Strafvordering. De aanbevelingen van de onderzoekers borduren hierop voort en betreffen onder andere voortgezette aandacht voor de samenwerking intern en binnen de keten; het aanpassen van opsporingsstrategieën aan specifieke categorieën voortvluchtigen en het vergroten van aandacht en urgentie binnen politie voor de opsporing van voortvluchtigen.