Weten, doen en leren
Een proeftuinonderzoek naar gebiedsgerichte opsporing’ (2021). E. Bervoets, J. Broekhuizen, K. van den Akker, J. Landsman Politiekunde 113
Samenvatting
De aanpak van lokale (ondermijnende) misdaad, waaronder drugshandel, vraagt om een intensievere samenwerking tussen recherche en uniformdienst. Veel signalen komen binnen bij de uniformdienst en er is veel kennis over wijken, buurten en de personen die daar leven. Die signalen en kennis komen alleen niet altijd bij de recherche. Daarom is door onderzoekers Bervoets en Broekhuizen in opdracht van het Onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap in vier politieteams gekeken of meer gebiedsgerichte opsporing (GGO) mogelijk is. Daarmee wordt opsporing bedoeld waarbij de recherche en de uniformdienst echt samenwerken en gebruikmaken van elkaars kennis en informatie en van de netwerken van – met name – de wijkagenten.
Het onderzoek
Uit eerder onderzoek blijkt dat vooral bij hechte en gesloten gemeenschappen 'gebiedskennis' - kennis over de lokale historie, normen en zeden - van doorslaggevend belang is bij de opsporing van criminele activiteiten. In het vandaag gepubliceerde onderzoek is in de praktijk bekeken hoe gebiedsgerichte opsporing bijdraagt aan de lokale informatie van de politie, waaronder in gesloten gemeenschappen waar het publiek van oudsher al niet scheutig is met informatie voor de politie. De studie had de vorm van een proeftuinenonderzoek: onderzoekers zochten samen met het politieveld naar kennis om de samenwerking van de recherche en de uniformdienst te verbeteren. Er werden actieplannen opgesteld om de gebiedsgerichte opsporing verder te ontwikkelen en de voortgang werd geanalyseerd aan de hand van interviews.
Conclusies
Sinds de start van de proeftuinen hebben wijkagenten meer inbreng gekregen in de opsporing door het delen van gebiedskennis met de recherche. Het ging hierbij echter minder om diepgaande kennis over buurtdynamiek en de leefwereld van bewoners. En die laatste twee categorieën zijn heel essentieel voor opsporing in gesloten gemeenschappen. Ook de (team)recherche is in de proeftuinen het 'blauw' intensiever gaan informeren. Echte samenwerking bleek echter in de proeftuinen toch lastig door bijvoorbeeld capaciteitsgebrek en cultuurverschillen.
Zonder dichtbij de burger te zijn komt de politie en zeker de recherche maar moeilijk aan de zo noodzakelijke lokale informatie en gebiedskennis. Recherchewerk betekent vandaag de dag vooral kantoorwerk. De onderzoekers geven aan dat het goed zou zijn om te bekijken of de recherche, net als de wijkagent, meer zelf de wijk in kan gaan om situaties ter plekke te bekijken en burgers te bevragen.
Het onderzoek levert tot slot een menukaart en een stappenplan op voor eenheden en basisteams die zelf aan de slag willen met gebiedsgerichte opsporing. Dit kan een mooie start zijn om als politie na te denken over de rol die de wijkagenten, andere geüniformeerde politiemensen en de recherche spelen.