Op deugdelijke grondslag

Een explorerende studie naar de private forensische accountancy (2002). J. Van Wijk, W. Huisman, T. Feuth en H.G. van de Bunt (Vrije Universiteit, Amsterdam). Politiewetenschap 6

Samenvatting

Het betreft een exploratieve studie naar de praktijk van forensische accountantsonderzoeken, die is gebaseerd op interviews met forensische onderzoekers van grote accountancykantoren, een enquête onder deze kantoren, een expertmeeting en een analyse van rapporten van forensisch accountants en van uitspraken van de tuchtrechter voor de accountancy.
De onderzoekers constateren dat de forensische accountancy nauw verwant is aan particuliere recherche. Hoewel de toegepaste methoden -in een aantal opzichten- verschillen, hebben zij dezelfde taak, namelijk om onregelmatigheden te onderzoeken waarvan de opdrachtgever schade heeft ondervonden. Evenals bij de particuliere recherche het geval is, worden de resultaten meestal niet aan de strafrechter voorgelegd.
Er blijken geen structurele misstanden binnen de forensische accountancy te bestaan, in weerwil van het beeld dat de branche allerlei ongereguleerde en ongecontroleerde onderzoeksmethoden gebruikt. Wel zijn er kritische vragen te stellen over de aard van de werkzaamheden en de normering van de private forensische accountancy. In deze sector komen twee werelden tezamen: die van de rechtshandhaving en die van de accountancy. Dat geeft aanleiding tot onduidelijkheden en tegenstrijdigheden.
De onderzoeksmethoden en de normen die de private forensische accountants hanteren, zijn ontleend aan de reguliere, controlerende accountancy. Maar die zijn niet geschreven voor de praktijk van de forensische accountancy. Daardoor is het bijvoorbeeld onduidelijk of je anonieme getuigen mag gebruiken en wat de reikwijdte is van het beginsel van hoor en wederhoor. De tuchtrechter, aangesteld om de onafhankelijkheid en deskundigheid van de gehele accountancywereld te waarborgen, heeft weliswaar een belangrijke controlerende functie, maar het tuchtrecht is niet geschreven ter bescherming van het object van onderzoek (veelal de verdachte werknemer). Het dient eerder als waarborg voor de cliënt van de accountant (doorgaans de werkgever). Een op het 'object' van onderzoek (de verdachte dus) toegesneden vorm van rechtsbescherming ontbreekt dus.

De onderzoekers tonen verder aan dat de forensisch onderzoeker sterk in zijn schoenen moet staan om weerstand te bieden aan de druk die de opdrachtgever kan uitoefenen op het onderzoek. De onderzoeker moet laveren tussen de tegengestelde belangen van opdrachtgever en verdachte(n) en bovendien moet hij voldoen aan de eisen van onafhankelijkheid, onpartijdigheid en deugdelijke grondslag die de accountancy stelt. Aan de hand van interviews en concrete voorbeelden laat Op deugdelijke grondslag zien hoe forensisch accountants met deze en andere dilemma's omgaan.
Ten slotte wijzen zij erop dat als fraude in een private setting wordt onderzocht en afgedaan, zaken van groot publiek belang onzichtbaar blijven voor de buitenwereld. Potentieel strafrechterlijk onrecht wordt zo geherdefinieerd tot een civiele kwestie, tot een zaak tussen twee partijen, namelijk de opdrachtgever en het object. De onderzoekers stellen voor de zwaardere zaken een meldplicht voor. Op deze manier voorkom je dat ernstige misdrijven, met onmiskenbare negatieve maatschappelijke gevolgen, omwille van eigenbelang aan de aandacht van publieke opsporing worden onthouden.

Bestanden downloaden

PW6.Kerngegevens.pdf
Terug