Groepszedenmisdrijven onder minderjarigen
Een analyse van een Rotterdamse casus (2006). I. van Leiden en J. Jakobs (Advies- en Onderzoeksgroep Beke, Arnhem). Politiewetenschap 29
Samenvatting
Het betreft een casusstudie naar groepszedenmisdrijven onder minderjarigen. Aanleiding was een geruchtmakende groepszedenzaak in Rotterdam, met minderjarige daders en slachtoffers, waarmee de politie zich vrij plotseling geconfronteerd zag. De eerste uit wat later zou uitgroeien tot een reeks aanrandingen en verkrachtingen. In de studie wordt antwoord gezocht op een aantal prangende vragen waarmee politie en hulpverlening worstelden. Wie zijn deze jongeren? Hoe komen ze tot hun daden, hebben zich wellicht ook aan andere feiten schuldig gemaakt en in welk verband? Welke rol speelt hun etnische achtergrond hierbij? Waarom waren ze relatief onbekend bij politie en jeugdhulpverlening?
Daartoe is eerst een casusanalyse uitgevoerd waarbij enerzijds de achtergrond van de jeugdige daders en de misdrijven waarvoor ze, in deze casus maar ook in het verleden, in aanraking met de politie zijn geweest, gedetailleerd in kaart worden gebracht. De bijzondere wijze waarop het opsporingsonderzoek door middel van outreachend rechercheren is uitgevoerd, neemt daarbij een belangrijke plaats in. Anderzijds wordt in een historische analyse geschetst waarom de jongens en de misdrijven niet eerder door de politie en de partners in het veld zijn gesignaleerd. Vervolgens worden de bevindingen uit de casusanalyse in een breder verklaringskader geplaatst waarbij gezocht is naar aanknopingspunten in de wetenschappelijke literatuur en kennis van deskundigen die over het fenomeen en over de culturele achtergrond van de dadergroep.
De studie focust op een groep van twaalf verdachten, in meerderheid van Kaap-Verdiaanse afkomst, waarvan vier kunnen worden aangemerkt als een kleine harde kern die verantwoordelijk blijkt voor meerdere groepsmisdrijven. Kenmerkend voor deze harde kern is behalve hun culturele achtergrond, dat ze opgroeien in criminogene omgeving van probleemgezinnen en probleembuurten. Voor wat betreft hun culturele achtergrond zijn risicofactoren aanwijsbaar voor de ontwikkeling van crimineel gedrag in het algemeen en zedenmisdrijven in het bijzonder. Zij houden onder meer verband met de rol van de moeder en opvattingen over sex en geweld. Een korte inventarisatie in een aantal andere politieregio's leert dat het fenomeen van groepsverkrachtingen door jeugdige daders niet uniek is voor Rotterdam en dat er ook andere etnische groepen dan alleen West-Afrikanen bij betrokken zijn.