Na de vrijlating
Een exploratieve studie naar recidive en re-integratie van jihadistische ex-gedetineerden (2015). D.J. Weggemans en B.A. de Graaf (Universiteit Leiden / Universiteit Utrecht). Politiewetenschap 81
Samenvatting
Beatrice de Graaf en Daan Weggemans verrichten voor het eerst onderzoek naar de terugkeer in de samenleving van ex-gedetineerden wegens jihadisme. Uit het onderzoek blijkt dat het re-integratieproces van dergelijke gedetineerden vaak niet soepel verloopt. Een deel van hen raakt juist sterker verbonden met radicale netwerken tijdens hun verblijf op de Terroristenafdeling in de gevangenis, doordat zij hier in aanraking komen met andere jihadisten . Verder is er door de arrestatie en detentie sprake van toegenomen gevoelens van wantrouwen en wrok. Na de vrijlating bleek de status van sommige ex-gedetineerden onder kameraden te zijn gegroeid. Bovendien werden zij vaak slechts beperkt begeleid bij de re-integratie.
Een andere belangrijke barrière vormt de Terrorisme-sanctielijst die tot onwenselijke gevolgen leidt na vrijlating. Door de rigide en willekeurige toepassing van deze regeling wordt de terugkeer in de maatschappij sterk negatief beïnvloed. Zo blijven bijvoorbeeld financiële tegoeden bevroren of konden uit detentie terugkerende jihadisten maar moeizaam een bankrekening openen. Nieuwe sociale contacten, geboden toekomstperspectieven (bijvoorbeeld door een opleiding), de betrokkenheid van (niet radicale) familieleden en in sommige gevallen de mogelijkheid tot ideologische discussies lijken daarentegen re-integratie te bevorderen.
De exploratieve studie ‘Na de vrijlating’ geeft een uniek inzicht in de wijze waarop gedetineerden met een jihadistische achtergrond in de samenleving terugkeren. Wanneer een ex-gedetineerde de gevangenis verlaat, is het de taak van de overheid om erop toe te zien dat die persoon niet langer een bedreiging voor de openbare orde of veiligheid vormt. Daarom zijn de afgelopen decennia voor reguliere criminelen diverse instrumenten ontwikkeld om recidive te voorkomen en de ex-gedetineerde een ‘zachtere landing’ in de samenleving te laten maken en zo aan diens resocialisatie bij te dragen. Bij ex-gedetineerden met een extremistische of jihadistische achtergrond ligt dit anders; deze vorm van criminaliteit is relatief nieuw, lastiger te doorgronden en te monitoren, en re-integratie ligt gevoelig vanwege de grote politieke en publieke aandacht.
Met dit onderzoek vullen de auteurs een belangrijke lacune in het onderzoek naar radicalisering en deradicalisering van jihadismeverdachten en veroordeelden. Ze gaan daarbij uit van de gedachte dat een veroordeling of verblijf in detentie niet het einde van het verhaal is, maar juist het begin van een volgende fase: het kan het begin zijn van een succesvol re-integratietraject, maar ook de start van een nieuwe cyclus van geweld. Welke factoren bevorderen, dan wel belemmeren, het traject van re-integratie? Het doel was daarbij om bestaande praktijken van detentie en re-integratie exploratief te beschrijven.
De auteurs hebben zowel ex-gedetineerden met een extremistische achtergrond als professionals die betrokken zijn bij de praktijk van re-integratie geïnterviewd. Tijdens deze interviews is ook stilgestaan bij de betrokkenheid van verschillende professionals, in het bijzonder de politie. Professionals benoemen met name de vrijblijvendheid van re-integratietrajecten, onvoldoende beschikbare informatie en moeite met het doorgronden van de ware intenties van verdachten met een jihadistische achtergrond.
’Na de vrijlating’ is een exploratieve studie. Exploratief houdt in dit verband ook in dat dit geen uitputtend onderzoek is, maar dat het eerste lijnen uitzet. Duidelijk is wel dat controle en begeleiding nu eenmaal niet automatisch leiden tot de gewenste resultaten. ’Na de vrijlating’ betekent immers ook dat instanties en autoriteiten de vrijheid van een ex-gedetineerde accepteren om binnen de grenzen van de wet zijn eigen gang te gaan.