Slimme(re) opsporing
Een verslag van de ontwikkeling en pogingen tot implementatie van een handreiking voor efficiënte opsporing door de politie (2022). I. Helsloot, P. van Lochem, C. Kijne Politiewetenschap 125
Samenvatting
Gedreven rechercheurs en officieren van justitie verzamelen gemiddeld tientallen malen meer bewijsmiddelen dan nodig voor een veroordeling of vrijspraak. Uit onderzoek bij verschillende recherche-eenheden, uitgevoerd door onderzoeksbureau Crisislab in opdracht van het onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap, blijkt dat introductie van de principes van slimme opsporing tot veel minder benodigde capaciteit per zaak kan leiden. Met slimme opsporing wordt een efficiëntere inzet van de politiële opsporingscapaciteit bedoeld, door slimme(re) keuzes te maken in het opsporingsproces.
Sinds enkele jaren wordt er gesproken over ‘de derde crisis in de opsporing’, dat wil zeggen dat er door de politie te weinig misdrijven worden onderzocht. Crisislab heeft daarom een actieonderzoek uitgevoerd naar optimalisatie van de wijze waarop de politie voor de strafrechtelijke vervolging bewijs verzamelt.
Als eerste stap is een handreiking geschreven met daarin tips voor leidinggevenden en rechercheurs gebaseerd op analyse van de uitspraken van de rechterlijke macht en op de inzichten uit de literatuur over de wijze waarop professionals in de praktijk besluiten. Het gaat om aanbevelingen als: denk procesmatig vooruit. Organiseer tijdig betrokkenheid van weeg- en stuurploeg en/of Openbaar Ministerie bij voortgangsbeslissingen. En: organiseer een kwaliteitscontrole op het verrichte onderzoek. De meest spraakmakende aanbeveling is om te overwegen met de opsporing te stoppen als er een hoofdbewijs en een steunbewijs is gevonden. Voor een veroordeling geldt dit als minimumbewijs.
Vanaf 2017 is geprobeerd deze handreiking op vijf plekken in Nederland als pilot te implementeren. De resultaten hiervan zijn in beeld gebracht door eigen observaties van het implementatieproces, evaluaties van opsporingsonderzoeken, enquêtes onder de medewerkers en een analyse van gebruikte bewijsmiddelen door de rechter. Vier van deze pilots waren uiteindelijk niet tot nauwelijks (blijvend) succesvol. De laatste pilot in 2019-2020 bij twee teams van de districtsrecherche in Noord-Holland liet echter zien dat de meeste aanbevelingen wel implementeerbaar waren.
De succes- en faalfactoren van de pogingen tot implementatie zijn geanalyseerd aan de hand van de bekende literatuur daarover. Efficiëntere opsporing vraagt om een aantal voorwaarden: een urgentiegevoel bij de leidinggevenden, directief leiderschap en een beter en gedeeld begrip in de gehele strafrechtketen over wanneer er nu wel of niet voldoende bewijs is om iemand te veroordelen. Actief leiderschap is cruciaal omdat de intrinsieke motivatie om efficiënter te werken bij politieprofessionals en officieren van justitie meestal ontbreekt. Zij zoeken elk onderzoek het liefste tot de bodem uit, zonder daarbij oog te hebben voor de efficiency.