Besmettelijke woninginbraken
(2007). M.J.J. López (RCM-advies, Den Haag). Verkenningen 31
Samenvatting
Van een delict als woninginbraken is bekend dat de locaties en tijdstippen niet gelijkmatig zijn gespreid over een stad. Er zijn duidelijke patronen te ontdekken die het mogelijk maken aan te geven welke plekken (straten, woningen) en tijdstippen een verhoogd risico lopen. Dit is belangrijke informatie voor zowel gemeenten als politie. Niet elke inbraak is te voorkomen en niet elke dader op te sporen, maar studies laten wel zien dat informatiesturing d.m.v. risicoanalyse ook op dit punt positief bijdraagt aan een betere opsporing en preventie.
Een veelbelovende manier van risico-analyse is de bestudering van herhaald slachtofferschap. Uit slachtofferstudies was al bekend dat als in een woningen is ingebroken, er een grote kans bestaat op herhaling binnen een paar weken. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat ook woningen in de directe omgeving een verhoogde kans lopen. Vermoed wordt dat dit te maken heeft met de wijze van opereren van daders die zich onder meer laten leiden door kennis van woningen maar ook de inrichting van wijken en buurten (toegangswegen, achterpaden e.d.). Dat biedt politie en gemeenten mogelijk handvatten voor een betere bestrijding. De vraag is of soortgelijke patronen ook gelden voor andere ‘buurtgebonden’ delicten zoals diefstallen uit auto’s.