Blauwe Bazen

Het leiderschap van korpschefs (2003). R.A. Boin, E.J. van der Torre en P. ’t Hart (Universiteit Leiden / COT, Den Haag). Politiewetenschap 11

Samenvatting 

Studies naar publieke leiders zijn schaars, zeker waar het gaat om politieleiders. Het hart van deze bestaat uit de uitgebreide interviews die zijn gehouden met ten tijde van onderzoek nog zittende korpschefs. Het betreft de generatie die leiding aan de politie heeft gegeven in een periode van ingrijpende gebeurtenissen en (organisatie)veranderingen zoals de IRT-affaire en de regionalisatie in de jaren negentig. Dat biedt tevens het kader waarin hun ervaringen, ideeën, opvattingen en visies worden geplaatst. (Politie)leiderschap wordt daarbij toegespitst op uitoefening van drietal 'kernfuncties': het formuleren visie op de doelen en missie van de organisatie; het ontwerpen van een organisatie die deze visie kan bewerkstelligen; en het bewaken van belangrijke relaties met 'stakeholders'.

Wat dat laatste betreft, betonen de ondervraagde korpschefs zich zonder uitzondering uiterst loyaal naar het bevoegd gezag van politie-ministers, regionaal en lokaal bestuur en openbaar ministerie. Niettemin wordt het onvermogen bekritiseerd van bestuurders om werkelijk keuzes te (durven) maken en toont men zich niet gelukkig met de toenemende bemoeienis van 'bovenaf' van de beide politieministeries, welke wordt gezien voorbode voor een nieuw landelijk politiebestel. Wat betreft hun denkbeelden over de inrichting van hun organisatie blijken de KC's te hechten aan de autonomie die de politiewet ze op dit vlak biedt. Die ruimte wordt ten volle benut. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de vernieuwingsdrang die veel nieuw aantredende korpschefs aan de dag leggen. Gevolg is wel dat bijvoorbeeld de uitwerking van gebiedsgebonden politiezorg verschilt per korps.

De onderzoekers concluderen dat deze generatie politiechefs behalve 'blauw gekleurd' - ze komen allen voort uit de operationele rangen - ook 'POS-gekleurd' zijn. Ze zijn allemaal sterk beïnvloed door de POS-ideologie zoals neergelegd in het roemruchte rapport 'Politie in verandering' (1977). Maar de peilers onder de POS-ideologie zijn 'geërodeerd' onder invloed van onder meer de huidige kerntakendiscussie. De korpschefs hebben uiteenlopende visies over de vraag in hoeverre het POS-concept van decentrale, gebiedsgebonden politiezorg als ankerpunt moet (blijven) gelden voor de inrichting van politieorganisatie en politiezorg. Wat dit betreft worden twee stromingen onderscheiden: één die onverminderd vasthoudt aan het POS-gedachtegoed met gebiedsgebonden politiezorg als leidend beginsel en een organisatie die daarop toegesneden is en één waarin de wijkzorg c.q. wijkpolitie slechts beperkte waarde wordt toegekend als een geografische verschijningsvorm; vertegenwoordigers van deze laatste stroming willen hun korps vraag- en probleemgericht laten werken, d.w.z. de personele inzet in de regio flexibel organiseren om in te kunnen spelen op actuele vraag en behoefte.

De auteurs komen dan ook tot de slotsom dat deze generatie politieleiders zich op een breukvlak bevindt. De 'oude', blauwgekleurde POS-generatie neemt afscheid en een nieuwe treedt aan. Een nieuwe generatie die steeds meer zogeheten laterale instromers zal kennen, die niet voortkomen uit de eigen rangen en zich wat dit betreft op de 'werkvloer' zullen moeten bewijzen. Naar het oordeel van de auteurs heeft met name deze nieuwe generatie politiechefs dringend behoefte aan een nieuwe, gedeelde visie op de rol en (kern-)taken van de politie in een snel verander(en)de samenleving. Het rapport levert daarvoor een aantal bouwstenen.

Bestanden downloaden

PW11.Kerngegevens.pdf
Terug