Boeven vangen
Een onderzoek naar proactief politieoptreden (2016). W. Landman en L. Kleijer-Kool (Twynstra Gudde, Amersfoort). Politiewetenschap 91
Samenvatting
Voor het eerst is in een grootschalig onderzoek vanuit de dagelijkse politiepraktijk gekeken naar de manier waarop politieagenten mogelijke overtreders op straat selecteren en staandehouden voor proactieve controles. Dit zijn controles op eigen initiatief van de politie. Uit het onderzoek van Twynstra Gudde blijkt dat etnische minderheden relatief zijn oververtegenwoordigd in de controles. Voor deze oververtegenwoordiging bestaat niet altijd een objectieve rechtvaardiging. Etnisch profileren komt dus voor. Het zijn echter niet alleen etnische minderheden die door de politie worden geprofileerd. Ook burgers die behoren tot de etnische meerderheid worden geprofileerd bij de uitvoering van proactieve controles. Het profileren van burgers past binnen het professionele frame van politieagenten dat kan worden samengevat als ‘boeven vangen’ en wordt tevens bewust en onbewust aangemoedigd door het politie- en veiligheidsbeleid. Het disproportioneel vaak controleren van etnische minderheden is mede daardoor niet eenvoudig te veranderen.
Het proactieve optreden van politieagenten is sinds enkele jaren onderwerp van maatschappelijke kritiek. Deze kritiek houdt verband met de vaak gedane, maar gebrekkig onderbouwde, stelling dat de politie etnisch profileert. Van etnisch profileren is sprake wanneer burgers op grond van hun zichtbare etnische achtergrond en/of huidskleur disproportioneel worden staande gehouden, zonder dat daar een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor bestaat. Onderzoekers van Twynstra Gudde hebben het proactief politieoptreden kwantitatief en kwalitatief in kaart gebracht door in totaal dertig diensten mee te draaien in vier basisteams. Het proactief politieoptreden is zo volledig mogelijk in kaart gebracht: van selecties uit het straatbeeld – via staandehoudingen en de bejegening – tot de opbrengsten van het proactieve optreden.
Uit het onderzoek komt naar voren dat politieagenten net zo vaak gebeurtenissen uit het straatbeeld selecteren op basis van waargenomen grensoverschrijdend gedrag van burgers als op basis van een vermoeden van een strafbaar feit (verdenking). Bij selecties op basis van een vermoeden van een strafbaar feit spelen intuïtie en stereotypering een rol. De stereotypen die politieagenten gebruiken hebben deels een etnisch karakter, maar ook binnen de etnische meerderheid wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende stereotypen. Politieagenten zijn zich in de regel bewust van het gebruik van stereotypen. Zij rechtvaardigen het gebruik hiervan door te verwijzen naar hun ervaringen in het politiewerk en naar de informatie die zij over criminaliteitsplegers krijgen aangereikt.
Politieagenten gaan eerder tot een staandehouding over bij waargenomen grensoverschrijdend gedrag van burgers dan wanneer zij op basis van intuïtie en andere indirecte aanwijzingen een strafbaar feit vermoeden. Het gebruik van informatie is ook een factor van belang: als politieagenten een kenteken natrekken en er komen antecedenten naar voren, dan gaan zij significant vaker tot een staandehouding over dan wanneer het informatiegebruik geen opbrengst heeft. In de staandehoudingen zijn etnische minderheden oververtegenwoordigd ten opzichte van hun aandeel in de bevolking. Hier bestaat niet altijd een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor. Dit wil zeggen dat etnisch profileren plaatsvindt. Ook binnen de etnische meerderheid wordt echter geprofileerd en worden burgers zonder objectieve en redelijke rechtvaardiging staandegehouden.
Politieagenten lichten hun optreden in een groot deel van de gevallen wel toe aan de burgers die zij staandehouden. Als staandehoudingen zijn gebaseerd op intuïtie of ‘onderbuikgevoel’, dan vindt een toelichting minder vaak plaats dan wanneer grensoverschrijdend gedrag van burgers de aanleiding is voor een staandehouding. De interactie tussen burgers en politieagenten verloopt veelal op een vriendelijke manier, al leidt de huidige aandacht voor etnisch profileren soms tot meer spanning in de contacten met burgers tijdens controles.
De proactieve controles van politieagenten hebben in ongeveer drie van de tien gevallen een of andere opbrengst. Politieagenten denken dat dit vaker het geval is (opbrengstoverschatting). Zij zijn zich tegelijkertijd beperkt bewust van de maatschappelijke kosten van proactieve controles (kostenonderschatting). Het gaat dan onder andere om hoe etnische minderheden het ervaren om vaak staande gehouden te worden zonder dat er iets aan de hand is.
De uitvoeringspraktijk van de politie – waarin etnisch profileren als onderdeel van proactieve controles voorkomt – moet worden gezien in het licht van wat politieagenten zien als hun belangrijkste taak: boeven vangen. Hun oriëntatie op proactief boeven vangen wordt bewust en onbewust aangemoedigd door het politie- en veiligheidsbeleid, bijvoorbeeld in de zogenaamde dynamische verkeerscontrole en patseraanpak van de politie.
De onderzoekers geven aan dat een politie die etnisch profileert onbedoeld bijdraagt aan ongelijkheid in de samenleving en daarmee handelt op een manier die strijdig is met haar waarden. Daarom zou de politie dit complexe vraagstuk met voorrang moeten aanpakken. De onderzoekers beschrijven verschillende manieren waarop dit zou kunnen, zoals het beperken van de handelingsruimte van politieagenten, het investeren in bewustwording en bejegening en het professionaliseren van het selectieproces.