Vastzitten zonder straf
Over inverzekeringstellingen en schadevergoedingen op basis van artikel 89 Sv. (2018). P. Gruter, P. Kruize (Bureau Ateno, Amsterdam) Politiewetenschap 105
Samenvatting
De (extra) onderzoekstijd die de politie nodig heeft na aanhouding van een verdachte blijkt een belangrijk reden te zijn voor het in verzekering stellen van verdachten. De ophoudtermijn van zes uur, die tot 1 maart 2017 gold, was voor de politie om diverse redenen steeds vaker te kort. In 2017 is er echter sprake van een forse trendbreuk, namelijk een sterke daling van het aantal inverzekeringstellingen (18 procent). Dit blijkt uit een onderzoek van bureau Ateno in opdracht van het Onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap. Gekeken is naar verklaringen voor een stijging tussen 2010 tot 2017 van verdachten die door de politie in verzekering werden gesteld. Ook was er een toename van het aantal gehonoreerde verzoeken tot schadevergoeding voor inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis (voorarrest) door de politie zonder dat er uiteindelijk sprake is geweest van oplegging van een straf of een maatregel.
De wens van de verdachte om bij het eerste verhoor bijgestaan te worden door een advocaat maakt de kans op inverzekeringstelling groter. Dit hangt enerzijds samen met de zwaarte van het feit. Bij zware feiten moet de verdachte een advocaat consulteren. Anderzijds hangt het samen met de tijd die het kost voor de advocaat om ter plaatse te komen en vooraf met de cliënt te overleggen. Dat maakt de kans groter dat de ophoudtermijn niet gehaald wordt.
Ook de toenemende beschikbaarheid van digitale sporen en camerabeelden maakt dat er vaak extra tijd voor onderzoek nodig is. Daarnaast is er de zogenaamde ZSM-werkwijze die weinig ruimte meer laat om eenvoudige zaken ook op een relatief eenvoudige manier af te doen. Deze werkwijze heeft in voorkomende gevallen eveneens tijdverlies tot gevolg, en daarmee in sommige gevallen ook een inverzekeringstelling van een verdachte.
De verruiming van de ophoudtermijn van zes naar negen uur per 1 maart 2017 kan de afname van inverzekeringstellingen in 2017 mede verklaren.
De resultaten van het onderzoek zijn gebaseerd van register- en dossieronderzoek en gesprekken met betrokken partijen in de strafrechtketen.
Op basis van hun bevindingen pleiten de onderzoekers onder meer voor een betere aansluiting van de werktijden van de ZSM-tafel op de ‘voor de nachtrust bestemde tijd’ gedurende de ophoudtermijn en invoering van een ZSM-light variant bij bepaalde delicten (bijvoorbeeld winkeldiefstal). Bij een ZSM-light variant hoeven niet langer alle ketenpartners zich te buigen over het voorval of de verdachte in kwestie.
Een optie zou ook kunnen zijn om in voorkomende gevallen simpelweg weer te volstaan met de ‘mini’ (het mini-pv). Dit is een strafbeschikking waarin een geldboete van een bepaald bedrag wordt opgelegd. Tot slot stellen de onderzoekers voor om bij een verdachte die een of enkele dagen zonder de uiteindelijke oplegging van een straf of maatregel heeft vastgezeten, automatisch over te gaan tot het uitkeren van een schadevergoeding aan de gedupeerde in kwestie. Dit is nu niet het geval.