Recherchewerk en forensische expertise

Een verkenning (2010). J. Dobbelaar, D.J.M.I. Visser en E.R. Muller (COT; Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement, Den Haag). Verkenningen 47

Samenvatting

Onderwerp van deze verkenning is het gebruik van forensische expertise in de opsporing, met daarbij aandacht voor zowel de behoefte aan en beschikbaarheid van interne expertise bij de politie zelf als ‘externe’ forensische expertise. Het rapport schetst een beeld van de stand van zaken en de vele initiatieven, ontwikkelingen en vraagstukken die spelen.

Forensische opsporing neemt een steeds prominentere plaats in in het opsporingsproces. De ontwikkelingen gaan snel en de toepassing van forensische opsporing vereist bijzondere expertise. Dit betekent dat vraagstukken van hoe dit alles te organiseren en sturen aan belang winnen. Een van de vragen is uiteraard wat de politie in eigen huis beschikbaar heeft of zou moeten hebben aan expertise, capaciteit, centra en dergelijke en wat beter elders gehaald kan worden, bij ofwel private of (semi-)overheidsinstituten, zoals het Nederlands Forensisch Instituut. Hier bestaat binnen politie Nederland nog geen duidelijk beeld van, maar er worden volgens de onderzoekers wel goede vorderingen gemaakt met de organisatie en protocollering van het forensisch onderzoeksproces. Er is een onmiskenbare trend dat steeds meer informatie wordt verzameld die op een bepaald moment met behulp van forensische technieken gebruikt kan gaan worden. De auteurs vragen zich af of het denkbaar en wenselijk is om een DNA databank voor alle Nederlanders te hebben. De politieke discussie hierover is verdeeld. De auteurs besluiten met de conclusie dat de toekomstige vorm en grenzen van de forensische opsporing zullen nader moeten worden vormgegeven. 

Bestanden downloaden

Forensische_Expertise.pdf
VK47.Kerngegevens.pdf
Terug